Poging 1
pagina 2: ik op een trapskelter. Je ziet me al dromen van de formule 1. Op de grond zit mijn broer Fred, die schopte het verder dan ik, want zou later gaan werken voor het Benetton-team ten tijde van Michael Schumacher.
Samen met mijn broer reden we 100 kilometer naar de Ferrari-importeur om even in de auto van Niki Lauda te mogen zitten. Ik zit op t linkerachterwiel, schoolvriend Paultje op het rechter.
Pagina 19: De grootste gaten in de carrosserie van de Lada zijn dichtgesmeerd met polyester en op de overgebleven roestplekken zitten strategisch stickers geplakt van bedrijven die me sponsoren.’ Rechts op de foto ben ik.
Pagina 16: ‘ als je racet om indruk te maken op de meisjes heb je er niets aan als je onherkenbaar voorbijsjeest. Dus koop ik een knalgroen pak, fluorescerend groen om precies te zijn.’
Poging 2
Pagina 88: ‘Als ik uitstap, wordt het zwart voor mijn ogen en moet ik me aan de auto vasthouden om niet onderuit te gaan. Minutenlang hang ik over het dak van mijn auto alsof ik een bejaarde ben.’
Pagina 111: ‘We slaan midden in de bebouwde kom van een drukke stad met tweehonderd kilometer per uur rechts af en geven niet eens richting aan! Wat er om het hoekje gebeurt, kun je ook niet zien.’
Poging 3
Pagina 196: Na vijftien jaar gaan Jos en ik weer samen op de foto: ’’Als je gewoon eerlijk tegen mij bent hoef je nergens bang voor te zijn. Gin tonic doen?’ (Links Doornbos, rechts David Hart.)
Pagina 197: Met Robert en Max op Zandvoort: ‘Uiteindelijk komt het zelfs zover dat Max een balaclava doneert om te veilen voor mijn stichting Groot Hart. Ik mag hem ook interviewen voor het grote eindejaarsinterview dat onderdeel is van de deal met ZiggoSport.’
Pagina 252: ‘Rick Winkelman sloeg een arm om me heen. ‘Ik was bij je allereerste test in een serieuze raceauto voor Seat op Valencia en nu ben ik bij je allerlaatste. De cirkel is rond, Robby, ik ben trots op je.’
Pagina 254: ‘Ik kan nu met mijn hand op mijn hart vertellen dat ik dat kan en dat ik 7.5 seconden langzamer ben dan Hamilton.’ ‘In theorie dan’, vulde Doornbos aan.